Bondscoach Louis van Gaal maakte afgelopen vrijdag de naam van Memphis Depay bekend als selectielid voor de komende wedstrijden tegen Hongarije en Turkije. Een aanvaller op fel oranje schoentjes en met meer tatoeages op zijn cv dan wedstrijden in het eerste van PSV. Prima voetballer hoor, maar naar mijn mening nog geen speler aan wie je de hoop van een complete natie toevertrouwt. Want die zware taak rust op je schouders als speler van het Nederlands Elftal. En daarvoor moet je toch wel wat meer bagage in je sporttasje hebben.

Het kan er natuurlijk aan liggen dat ik in 1988 zélf nog een broekie van 14 was, maar ik heb toch sterk het idee dat de spelers die tijdens dát toernooi op het veld stonden al échte kerels waren. Mannen die bezig waren met voetbal, en niet met kledingsponsors en horloges. Van Tiggelen, van Aerle, Wouters… Mannen met snorren en opgestroopte mouwen. En totaal niet ter zaken doende kapsels. Mannen die ’s morgens een kammetje door hun haar haalden en dat was het. Ze hoefden niet drie keer in de week in de kappersstoel plaats te nemen om het in hun kapsel weggeschoren kippengaas motief bij te laten punten. Mannen die het voetbal zélf belangrijker vonden dan het zijn van een voetballer.

Als Gerald Vanenburg het in 1988 in de kleedkamer gewaagd zou hebben om fluoriserende gele voetbalschoentjes uit zijn tas te trekken, hadden de broertjes Koeman hem persoonlijk terug de spelersbus in gejonast. Rinus Michels zou hem aan zijn oorlelletje mee naar de dichtstbijzijnde schoenwinkel hebben gesleurd: “Hier Gerald, zoek maar een paar normale voetbalschoenen uit jongen. Zwarte. Ik wacht buiten wel.”

Mannen waren dat. Gozers die een paar weken daarvoor nog met de Europacup I boven hun hoofd stonden. Die in twee zinderende wedstrijden de Koninklijke uit Madrid uitgeschakeld hadden. En geen ‘jongetjes’ die thuis in de Europa League kansloos van PFK Ludogorets verliezen.

Maar misschien ligt het aan mij hoor. Misschien is het wel gewoon een generatiedingetje. Misschien was het in 1988 helemaal niet anders. Misschien keken de bijna-veertigers van toen wel op precies dezelfde manier neer op de ’88 generatie met hun hippe schaduwshirtjes, walkmans en opvallende rastakapsels. “Voetballers moeten bakkebaarden hebben van een meter, afgezakte sokken en een onderarm in het gips. Net als vroeger in de jaren zeventig!”. Ik weet het niet. De komende twee wedstrijden zullen het leren. Memphis, aan jou om aan te tonen dat je gewoon thuishoort in de selectie en dat ik een ouwe nostalgische zuurpruim aan het worden ben. En eerlijk gezegd hoop ik dat het je lukt!

Op naar Rio!

Volg Rob Scheepers op Twitter @RobScheepers